De verschuldigde patrimoniumtaks van private stichtingen werd herzien met ingang van 1 januari 2024. Deze herziening impliceert een aanzienlijke verhoging van de toepasselijke tarieven en jaarlijkse belastingdruk.

Wijzigingen in de patrimoniumtaks voor private stichtingen

De private stichting is een interessant instrument in het kader van successieplanning. Ze laat het immers toe om een vermogen af te zonderen met een concreet belangeloos doel voor ogen.  

Dit belangeloos doel kan onder meer bestaan uit: 

  • het voorzien in de behoeften van een “kwetsbaar” kind, waarbij de bescherming en verzorging van dat kind kan gebeuren onder de vorm van geldelijke uitkeringen of andere vormen van steun (welke niet onderhevig zijn aan taxatie in de erf- of schenkbelasting). 
  • het instaan voor de opleiding en het levensonderhoud van bepaalde familieleden;
  • de instandhouding en het vermijden van versnippering van een bepaald vermogen, zoals een kunstcollectie, een domein, enz, voor de toekomstige generaties;
  • het ondersteunen en stimuleren van medisch of wetenschappelijk onderzoek. 

Een private stichting kan zowel bij leven als bij notarieel testament worden opgericht. Het voordeel van een testament is dat het steeds kan worden herroepen en aldus op elk moment, en dit tot aan het overlijden van de erflater, kan worden aangepast op basis van bijvoorbeeld veranderingen in de familiale situatie.   

Het is ook mogelijk om de stichting bij leven op te richten met een beperkt vermogen en bij testament een bijkomend legaat toe te kennen. Het voordeel van deze aanpak is dat de stichting al opgericht zal zijn op moment van overlijden en dus sneller ‘operationeel’ kan worden nadien. 

Het vermogen dat ingevolge een legaat toekomt aan de private stichting is onderhevig aan een verlaagd tarief van 8,5% erfbelasting (Vlaanderen) 

Daarnaast kan de private stichting tevens aangewend worden als instrument voor de certificering van effecten (STAK).  

Patrimoniumtaks 

Anno 1921 werd er voor vzw’s, internationale vzw’s (of ‘ivzw’s’) en private stichtingen een jaarlijkse taks van 0,17% tot vergoeding der successierechten, ook wel de “patrimoniumtaks” genoemd, ingevoerd. 

Doorheen de jaren heeft deze taks opmerkelijk weinig wijzigingen gekend en was deze verschuldigd op het geheel van de bezittingen, doch met enkele uitzonderingen (waaronder onder meer buitenlands vastgoed, het gecertificeerde vermogen van een private stichting administratiekantoor (STAK) onder de certificeringswet, enz.) op 1 januari van het aanslagjaar.   

Stichtingen met een vermogen van minder dan 25.000 euro waren niet onderhevig aan deze taks. 

Met ingang van 1 januari 2024 werd deze patrimoniumtaks echter grondig aangepakt. Voor enkele private stichtingen worden uitzonderingen voorzien, doch voor deze die gebruikt worden in het kader van een vermogensplanning is dat niet het geval, hetgeen voor deze laatste een gevoelige verhoging van de jaarlijkse belasting op het vermogen kan betekenen. 

Concreet werden volgende progressieve tarieven, met een algemene voetvrijstelling van 50.000 euro, ingevoerd. Belastingplichtigen die beschikken over een vermogen van meer dan 50.000 euro, zijn dus ook vrijgesteld voor dat deel van hun vermogen. 

Belastbaar vermogen Tarief 
50.000,01 – 250.000 euro 0,15% 
250.000,01 – 500.000 euro 0,30% 
> 500.000 euro 0,45% 

 

Buitenlands vastgoed vormt echter voortaan geen uitzondering meer en zal aldus tevens belast worden. 

Om dubbele belasting te voorkomen, is echter wel voorzien in een verrekeningsmechanisme indien een aantal specifieke formaliteiten voldaan wordt. 

Wanneer het betrokken vastgoed in het buitenland aan een gelijkaardige (patrimonium)taks onderworpen is, wordt de Belgische patrimoniumtaks aldus verminderd met de buitenlandse belasting.  

Tenslotte voorziet de wet tevens dat de algemene antimisbruikbepaling voor successierechten ook van toepassing is op de patrimoniumtaks.